tricotage

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tricotage    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tri·co·ta·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tricotage tricotages
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detricotagev

  1. (textielindustrie) het machinaal vervaardigen van gebreide stoffen
     In opdracht van de gemeente heeft het bedrijf Kunstwacht een wandmozaïek van de Oldenzaalse kunstenaar Jan Schoenaker gedemonteerd in het pand van de voormalige tricotage/confectiefabriek Oltri aan de Parallelstraat.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tricotage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. tricotage op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Weblink bron
    Stephan Scheper
    “Wandmozaïek Jan Schoenaker ontdekt in bedrijfspand Oldenzaal” (26-06-2018,), Tubantia
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.