trigger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trigger    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtrɪɡər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • trig·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trigger triggers
verkleinwoord triggertje triggertjes

Zelfstandig naamwoord

detriggerm

  1. onmiddellijke aanleiding waardoor iets begint, aanzet waardoor iets in beweging komt
    • Een foto kan de trigger zijn van een gemeenschappelijk verleden, het ophalen van unieke, vaak ongekende anekdotes, een verdwenen levensstijl. [1]
  2. (psychologie) waarneming die door associaties met eerdere ervaringen een dwangmatige reactie oproept
    • Is er inderdaad iets in te brengen tegen het publiceren van en over zelfmoord? Prof. Speijer: „Ik ben tegen het publiceren in details van een bepaald zelfmoordgeval. Inderdaad is het mogelijk dat daardoor iemand anders de „trigger" krijgt om op dezelfde manier zelfmoord te plegen. [2]
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
triggeren

trigger

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van triggeren
    • Ik trigger. 
  2. gebiedende wijs van triggeren
    • Trigger! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van triggeren
    • Trigger je? 

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord trigger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • IPA: /ˈtɹɪgə/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
trigger triggers

Zelfstandig naamwoord

trigger

  1. trekker van een schietwapen
  2. trigger, directe aanleiding
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.