tuberkel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tuberkel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tu·ber·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘knobbel’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord tuberkel tuberkels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

detuberkelm

  1. (medisch) kleine knobbel die bij tuberculose gevormd wordt
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tuberkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
18 %van de Nederlanders;
14 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.