tuttig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tuttig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tut·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van tut met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen tuttigtuttigertuttigst
verbogen tuttigetuttigeretuttigste
partitief tuttigstuttigers-

Bijvoeglijk naamwoord

tuttig

  1. stijf, niet de mode volgend vooral betrekking hebbend op vrouwen
    • Het tuttige meisje bleek heel erg goed te kunnen leren. Al dat modieuze gedoe kon haar gewoon niet boeien. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tuttig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.