tweevleugeligen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tweevleugeligen    (hulp, bestand)
  • IPA: /tweˈvløɣələɣə(n)/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • twee·vleu·ge·li·gen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

detweevleugeligenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tweevleugelige
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (insecten) een orde Diptera  van insecten waartoe alle vliegen (Brachycera ) en muggen (Nematocera ) behoren. De tweevleugeligen komen wereldwijd voor en worden vertegenwoordigd door honderdduizenden soorten, die in verschillende vormen voorkomen en een breed scala aan levenswijzen hebben. Bekende tweevleugeligen zijn de dazen, langpootmuggen en zweefvliegen
     Van de tweevleugeligen (vliegen, muggen), de schubvleugeligen (vlinders) en de vliesvleugeligen (mieren, bijen, hommels) zijn elk tussen de 155.000 en de 160.000 soorten beschreven.[2]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'tweevleugeligen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Marcel aan de Brugh
    “Hoe we de insecten kunnen redden – met meer bloemen en minder kunstmest” (27 oktober 2017) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.