tyska

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  tyska    (hulp, bestand)

Zelfstandig naamwoord

tyska

  1. (taal) Duits
  2. Duitse (vrouw)
Verbuiging
tyskas enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     tyska     tyskan     -     -  
  genitief     tyskas     tyskans     -     -  
tyskas enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     tyska     tyskan     tyskor     tyskorna  
  genitief     tyskas     tyskans     tyskors     tyskornas  

Bijvoeglijk naamwoord

tyska

  1. meervoud van tysk
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.