uitlegger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitlegger    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·leg·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitlegger uitleggers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deuitleggerm

  1. iemand die duidelijk maakt wat er bedoeld wordt
    • De uitspraken van het orakel waren zo ingewikkeld dat er een uitlegger voor nodig was om er iets van de kunnen begrijpen. 
  2. (verouderd) iemand die toezicht hield op Bosnegers in Suriname en meestal voer op de rivier in een boot met uitleggers

Gangbaarheid

  • Het woord uitlegger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.