uitloper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitloper    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·lo·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van uitlopen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord uitloper uitlopers
verkleinwoord uitlopertje uitlopertjes

Zelfstandig naamwoord

deuitloperm

  1. (beschrijvende plantkunde) een groeiende, vaak kruipende, loot of stengel aan een boom of plant
    • Het is tijd om die uitlopers wat in te korten, anders verwildert de hele struik. 
  2. overdrachtelijk: iets dat op 1) gelijkt
    • Afghanistan heeft een lange uitloper in de noordoostelijke bergen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitloper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.