uitrukken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitrukken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·ruk·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitrukken
rukte uit
uitgerukt
zwak -t volledig

Werkwoord

uitrukken

  1. overgankelijk door snel te trekken losmaken
    • In het ongeluk werd zijn ene arm finaal uitgerukt en hij stierf ter plekke. 
  2. ergatief massaal de gewoonlijke standplaats verlaten
    • De gehele politiemacht was uitgerukt om het oproer te beteugelen. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitrukken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.