verhuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verhuur    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈhyr/ (2 lettergrepen); zn ook wel: /ˈvɛrhyr/ als benadrukte vorm
Woordafbreking
  • ver·huur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verhuur verhuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deverhuurm

  1. tijdelijk gebruik van goederen die aan een ander toebehoren in ruil voor een vergoeding
     Inwoners van Parijs mogen zich vandaag in een referendum uitspreken over de verhuur van elektrische steps. De stepjes zijn stil en snel en zijn goedkoop te huren, maar er gebeuren veel ongelukken mee. Het bestuur van de Franse hoofdstad wil van de steps af.[2]

Werkwoord

vervoeging van
verhuren

verhuur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuren
    • Ik verhuur. 
  2. gebiedende wijs van verhuren
    • Verhuur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhuren
    • Verhuur je? 

Gangbaarheid

  • Het woord verhuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Inwoners van Parijs stemmen in referendum over verhuur elektrische step” (Zondag 2 april, 17:30), NOS
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.