verloorder

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord verloorder verloorders

Zelfstandig naamwoord

verloorder

  1. verliezer
    «Duitsland het saam met Frankryk ’n groot oorwinning behaal in die “Slag van Brussel”, die taai onderhandelings oor ’n nuwe fiskale stabiliteitspakt vir Europa. Die groot verloorder is Brittanje.[1]»
    Duitsland heeft samen met Frankrijk in de "Slag van Brussel", de moeizame onderhandelingen over een nieuw fiscaal stabiliteitspact voor Europa, een grote overwinning behaald. De grote verliezer is Brittannië.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.