verwaarlozen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
verwaarlozenverwaarlozend
verwaarlozingverwaarloosd
Uitspraak
  • Geluid:  verwaarlozen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ver·waar·lo·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘veronachtzamen’ voor het eerst aangetroffen in 1532 [1]
  • afgeleid van waarlozen met het voorvoegsel ver- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwaarlozen
verwaarloosde
verwaarloosd
zwak -d volledig

Werkwoord

verwaarlozen

  1. overgankelijk iets niet de benodigde verzorging schenken
    • Deze hond wordt verwaarloosd door zijn eigenaar. 
  2. overgankelijk, (natuurkunde) een grootheid buiten beschouwing stellen omdat deze waarschijnlijk kleiner dan de meetfout is
  3. wederkerend zich niet verzorgen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord verwaarlozen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.