vestir

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • ves·tir

Werkwoord

vestir

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vestir
vestía
vistiendo
volledig
  1. onovergankelijk zich kleden
  2. gekleed zijn
  3. overgankelijk
  4. behangen, bekleden
  5. kleden, aankleden, aanhebben
  6. bedekken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.