vivaciteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vivaciteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vi·va·ci·teit
Woordherkomst en -opbouw

uit het Latijn [1]

enkelvoud meervoud
naamwoord vivaciteit vivaciteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devivaciteitv [2]

  1. levendigheid , vlugheid

Gangbaarheid

40 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.