vondst
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vondst (hulp, bestand)
- IPA: /ˈvɔnst/
Woordafbreking
- vondst
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het vinden, het gevondene’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
- Naamwoord van handeling van vinden met het achtervoegsel -st
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vondst | vondsten |
verkleinwoord | vondstje | vondstjes |
Zelfstandig naamwoord
de vondst v
- iets dat vaak door goed geluk gevonden wordt, vaak op een archeologische site
- De vondst van de muurtekening bewees het prehistorisch leven in de regio.
Gangbaarheid
- Het woord vondst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vondst" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "vondst" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.