voorschoot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voorschoot    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • voor·schoot

Werkwoord

vervoeging van
voorschieten

voorschoot

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorschieten
    • ... dat ik voorschoot. 
    • ... dat jij voorschoot. 
    • ... dat hij, zij, het voorschoot. 
enkelvoud meervoud
naamwoord voorschoot voorschoten
verkleinwoord voorschootje voorschootjes

Zelfstandig naamwoord

voorschoot m/o

  1. (kleding) lap stof die ter bescherming van andere kleding voor de schoot gebonden wordt
    • Nu eerst vraagde ik: Lysje, wilt gy my hebben? -- Zy wierd rood tot over de ooren, hield de voorschoot voor de oogen, gaf my een hand, en zeide ja![1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord voorschoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Maria Muller. Uit het Hoogduitsch vertaals door J.F.N. te Westzaandam by H. vam Aken en te Amsteldam by J.F. Nieman 1901. In: Vaderlandsche letter-oefeningen of tijdschrift van kunsten en wetenschappen, Van der Kroe, 1802
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.