vruchtbaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vruchtbaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /'vrɵɣbar/
Woordafbreking
  • vrucht·baar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vruchten, jongen of resultaten voortbrengend’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • Afgeleid van vrucht met het achtervoegsel -baar.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen vruchtbaarvruchtbaardervruchtbaarst
verbogen vruchtbarevruchtbaarderevruchtbaarste
partitief vruchtbaarsvruchtbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

vruchtbaar

  1. in staat vrucht af te werpen
    • Dit dal heeft de vruchtbaarste grond van de gehele provincie. 
  2. overdrachtelijk: tot resultaat leidend
    • Dit gesprek was niet erg vruchtbaar en verzandde in gekijf. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vruchtbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.