waanwijs

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waanwijs    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • waan·wijs
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen waanwijswaanwijzerwaanwijst
verbogen waanwijzewaanwijzerewaanwijste
partitief waanwijswaanwijzers-

Bijvoeglijk naamwoord

waanwijs [1]

  1. zich ten onrechte wijs wanend, resp. uit die waan voortkomend
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord waanwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
33 %van de Nederlanders;
33 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.