wachtende

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wachtende    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wach·ten·de
enkelvoud meervoud
naamwoord wachtende wachtenden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dewachtendev/m

  1. iemand die wacht
    • 'Er zijn twintig wachtendes voor u', hoorde de klant die de helpdesk opbelde. 

Werkwoord

vervoeging van: wachten
verbogen vorm: wachtendee

wachtende

  1. verbogen vorm van wachtend, het onvoltooid deelwoord van wachten
     Daarmee vond hij dat hij aan zijn plicht had voldaan en hij wrong zich door het gedrang om terug te keren naar het wachtende bureau thuis.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord wachtende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.