waggelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waggelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wag·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
waggelen
waggelde
gewaggeld
zwak -d volledig

Werkwoord

waggelen

  1. inergatief zich zijdeling slingerend voortbewegen
    • Er werd gewaggeld en gesloft, maar de dronken mannen zetten zich toch in beweging. 
  2. ergatief zijdelings slingerend zich ergens heen begeven
    • De dronken man was naar de overkant van de weg gewaggeld. 

Gangbaarheid

  • Het woord waggelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.