wandkalender
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wandkalender (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wand·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wandkalender | wandkalenders |
verkleinwoord | wandkalendertje | wandkalendertjes |
Zelfstandig naamwoord
de wandkalender m
- een kalender om op te hangen aan de wand
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.