wandkalender

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wandkalender    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wand·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wandkalender wandkalenders
verkleinwoord wandkalendertje wandkalendertjes

Zelfstandig naamwoord

dewandkalenderm

  1. een kalender om op te hangen aan de wand
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.