weider

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  weider    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wei·der
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling van weiden met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord weider weiders
verkleinwoord weidertje weidertjes

Zelfstandig naamwoord

deweiderm

  1. iemand die vee in de wei laat lopen
     "Dit is een positieve ontwikkeling. We zijn ontzettend blij met deze nieuwe 'weiders'. De zichtbaarheid van de koe draagt bij aan de maatschappelijke acceptatie en aan het imago van de melkveehouderij."[2]
  2. vee dat in de wei graast

Gangbaarheid

  • Het woord 'weider' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
43 %van de Nederlanders;
38 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Meer koeien in de wei, discussie over 'stalmelk'” (30-06-2017), NOS
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.