weldoen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: weldoen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wel·doen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wel en doen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
weldoen |
deed wel |
welgedaan |
onregelmatig | volledig |
Werkwoord
weldoen
- inergatief gunstige, bevorderende handelingen verrichten
- Hij, op zijn zuil nog zuil van liefdegloed,
Walmde naar wie hij weldeed, vreemde haat.[2]
- Hij, op zijn zuil nog zuil van liefdegloed,
Verwante begrippen
- goed doen aan
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord weldoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weldoen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ weldoen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Niet twijf'lend weet ik: alle goed is kwaad. J.A. dèr Mouwin: Brahman I
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.