wetend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wetend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwetənt/ (2 lettergrepen); /ˈʋetənt/
Woordafbreking
  • we·tend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: weten
verbogen vorm: wetende

wetend

  1. onvoltooid deelwoord van weten
  2. bijwoordelijk gebruikt terwijl men weet, met bepaalde kennis
    • Toen nog niet wetende dat ze zwanger was, stak ze een sigaret op. 
    • Hij deed het even rustig aan, wetend dat het ergste nog moest komen. 
    • De kansen zijn klein. Dat wetende, ga ik het toch proberen. 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen wetendwetenderwetendst
verbogen wetendewetenderewetendste
partitief wetendswetenders-

Bijvoeglijk naamwoord

wetend

  1. blijk gevend van kennis, inzicht of wijsheid
    • Terwijl hij dit zei, mompelden de toehoorders met een wetend air en schreven in hun opschrijfboekjes. [2]
  2. (verouderd) beschikkend over kennis, inzicht of wijsheid
  3. (verouderd) (van handelingen) met overdenking of inzicht gedaan
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord wetend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.