wijkhulp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wijkhulp    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wijk·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijkhulp wijkhulpen
verkleinwoord wijkhulpje wijkhulpjes

Zelfstandig naamwoord

dewijkhulpv/m

  1. (beroep) iemand die in een wijk zorg aan huis levert
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.