winch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  winch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • winch
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winch winches
winchen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dewinchm

  1. (scheepvaart) lier, windas
     Ze varen nu meestal in roeiersvletten: kleine, robuuste scheepjes waarmee ze de enorme scheepskabels van zeeschepen naar de wal trekken. Aan land trekken twee andere roeiers met de lier op hun ”winchwagen” (winch is Engels voor lier) de trossen vervolgens op, om ze om de bolders te leggen.[3]
Synoniemen
  • scheepslier
Verwante begrippen
  • winchman
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord winch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
22 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. winch op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Weblink bron
    Dick den Braber
    “Rotterdamse havenmannen van het jaar” (08-03-2017), Reformatorisch Dagblad
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.