woonduur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: woonduur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- woon·duur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonduur | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de woonduur m
- de lengte in tijd dat iemand ergens woont
- Na een woonduur van twaalf jaar verhuisde de vrouw naar een nieuw huis.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.