zabberen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zabberen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɑbərə(n)/
Woordafbreking
  • zab·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zabberen
zabberde
gezabberd
zwak -d volledig

Werkwoord

zabberen

  1. knoeien of kliederen
    • Laat hem maar even een zabberen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

  • Het woord zabberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
10 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.