zamel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zamel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • za·mel

Werkwoord

vervoeging van
zamelen

zamel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zamelen
    • Ik zamel. 
  2. gebiedende wijs van zamelen
    • Zamel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zamelen
    • Zamel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zamel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

zamel m

  1. (spreektaal) homo, nicht
    «J’suis l’homme, pas l’zamel
    Ik ben een man, geen mietje. [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.