zeemleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zeemleren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zeem·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

zeemleren

  1. van zeemleer vervaardigd
    • Ook de kop heb ik heel voorzichtig met een klein staafje met een zeemleren lapje proberen te reinigen. 

Gangbaarheid

  • Het woord zeemleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
60 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.