zeiden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zeiden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛi̯dən/
Woordafbreking
  • zei·den

Werkwoord

vervoeging van
zeggen

zeiden

  1. meervoud verleden tijd van zeggen
    • Wij zeiden. 
    • Jullie zeiden. 
    • Zij zeiden. 
     Ik werd er ook minder dominant van, ik moest me flexibel opstellen, kreeg niet altijd mijn zin en had meer aandacht voor andere mensen die binnen groepen ook weinig zeiden.[1]
Gelijkklinkende woorden

Gangbaarheid

  • Het woord zeiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.