zelfrijdend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zelfrijdend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛlfrɛidənt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zelf·rij·dend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfrijdend
verbogen zelfrijdende
partitief zelfrijdends

Bijvoeglijk naamwoord

zelfrijdend

  1. (verkeer) (van een voertuig) met de eigenschap zelfstandig te kunnen rijden (dus zonder andere krachtbron) waarmee overigens vaak tegenwoordig wordt bedoeld dat er automatische besturing optreedt
    • Deels zelfrijdende vrachtwagens bij Zwolle de openbare weg op. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zelfrijdend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.