zelfzeker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zelfzeker    (hulp, bestand)
  • IPA:
Woordafbreking
  • zelf·ze·ker
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zelfzekerzelfzekerderzelfzekerst
verbogen zelfzekerezelfzekerderezelfzekerste
partitief zelfzekerszelfzekerders-

Bijvoeglijk naamwoord

zelfzeker

  1. vol zelfvertrouwen
    • Hij nam zelfzeker het woord. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zelfzeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.