zemen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zemen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzemə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈzemə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈzemə(n)/
Woordafbreking
  • ze·men
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zeem met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zemen
/'zemə(n)/
zeemde
/'zemdə/
gezeemd
/ɣə'zemt/
zwak -d volledig

Werkwoord

zemen

  1. overgankelijk het droogwrijven van een pas gewassen glazen oppervlak met een stuk zeemleer
    • Hij zeemde de ruiten van zijn auto. 
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen zemen

Bijvoeglijk naamwoord

zemen

  1. van zeemleer vervaardigd
    • Heb je een zemen lap voor me? 

Zelfstandig naamwoord

dezemenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zeem

Gangbaarheid

  • Het woord zemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.