zoener
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zoener (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zoe·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoener | zoeners |
verkleinwoord | zoenertje | zoenertjes |
Zelfstandig naamwoord
de zoener m
- mensen die andere mensen vaak zoenen
- Vrouwen zijn vaker zoeners dan mannen.
Gangbaarheid
- Het woord zoener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoener" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.