zomers
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zomers (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzomərs / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- zo·mers
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
zomers
Zelfstandig naamwoord
de zomers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zomer
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zomers | zomerser | zomerst |
verbogen | zomerse | zomersere | zomerste |
partitief | zomers | zomersers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zomers
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- op z'n zomers gekleed zijn
- lichte kledij dragen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zomers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zomers" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.