winters

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  winters    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • win·ters
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van winter met het achtervoegsel -s
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen winterswinterserwinterst
verbogen wintersewinterserewinterste
partitief winterswintersers-

Bijvoeglijk naamwoord

winters

  1. typerend voor de winter
Antoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dewintersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord winter

Gangbaarheid

  • Het woord winters staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.