zwijnen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwijnen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwij·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘boffen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1899 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwijnen
zwijnde
gezwijnd
zwak -d volledig

Werkwoord

zwijnen

  1. inergatief onverdiend geluk hebben
    • Je hebt gewoon gezwijnd bij dat tentamen! 
  2. (verouderd) een onzedelijk leven leiden
  3. (verouderd) verdwijnen
  4. (verouderd) verminderen, afnemen
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

dezwijnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwijn
     Later kwamen de herten en de wilde zwijnen.[2]
     Alleen wanneer er wilde zwijnen opdoken, rende hij schreeuwend en met een handdoek boven zijn hoofd zwaaiend naar buiten.[3]
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord zwijnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.