zwijn

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwijn    (hulp, bestand)
  • IPA: /zwɛin/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • zwijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwijn zwijnen
verkleinwoord zwijntje zwijntjes

Zelfstandig naamwoord

hetzwijno

  1. (evenhoevigen) benaming voor zoogdieren uit de familie Suidae , waarvan de mannetjes slagtanden hebben
     Een geschoten zwijn roosterde je in zijn geheel aan een draaiend spit.[4]
  1. (scheldwoord) (figuurlijk) iemand die zich vies, onbeschaafd of zeer slecht gedraagt
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zwijnen

zwijn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijnen
    • Ik zwijn. 
  2. gebiedende wijs van zwijnen
    • Zwijn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijnen
    • Zwijn je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zwijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.