brand
| Niet te verwarren met: Brand |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: brand (hulp, bestand)
- IPA: / brɑnt / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ˈbrɑnt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbrɑnt/
- (Limburg): /ˈbrɑnd/
Woordafbreking
- brand
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord via Middelnederlands brant van Oudnederlands brant, als deel van toponiem aangetroffen vanaf 1001-1050, in de betekenis van ‘vuur’ aangetroffen vanaf 1240 [1] [2] [3] [4]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | brand | branden |
| verkleinwoord | brandje | brandjes |
Zelfstandig naamwoord
de brand m
- verbranding met vuur
- Er is een brand in de school.
- (figuurlijk) iets dat heel warm en schadelijk is
- ▸ Ik liep als het ware met een rasp in mijn achterste (chafing noemen ze dat in Amerika) wat verschrikkelijk veel pijn deed, het was alsof ik in brand stond. Zelfs met speciaal chafing-poeder (‘Anti Monkey Butt Powder’) bleef de pijn de hele dag doorzeuren.[5]
- ▸ Het werd haar bijna te veel; deze keer keek hij naar haar omdat hij dat wilde, en ze had het gevoel alsof haar hoofd in brand stond.[6]
- ▸ De stem van de vrouw was als een oergeluid dat weer tot leven was gekomen, en Olive stond op en dronk een vijfde glas bubbels - o nee, dit was geen champagne, dit was een of andere sterkedrank, vuurwater dat haar ingewanden in brand zette.[6]
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- In brand vliegen
- Een brandje blussen
Bemiddelen in een klein of groter conflict, of een niet al te groot probleem oplossen
- In de brand zitten
In de problemen zitten
- Moord en brand schreeuwen
Erg hard/uitbundig schreeuwen
- Uit de brand zijn
Geholpen zijn, problemen opgelost
- Zo helder (schoon, zuiver) als een (de) brand
Vertalingen
1. verbranding met vuur
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | brand | brands |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de brand v / m
Werkwoord
| vervoeging van |
|---|
| branden |
brand
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van branden
- Ik brand.
- gebiedende wijs van branden
- Brand!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van branden
- Brand je?
Uitdrukkingen en gezegden
- Dominee brand je bekje nietPas op, dat is erg heet (van voeding of drank)
Gangbaarheid
- Het woord brand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brand" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 98 % | van de Vlamingen.[7] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ brand (vuur) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "brand" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- 1 2 Jessie Burton vert. Marja Borg“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789024574704
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| brand | brands |
| vervoeging | |
|---|---|
| onbepaalde wijs | to brand |
| he/she/it | brands |
| verleden tijd | branded |
| voltooid deelwoord |
branded |
| onvoltooid deelwoord |
branding |
| gebiedende wijs | brand |
Uitspraak
- Geluid: brand (VS) (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
- Uit het Oudengels, te herleiden tot het Protogermaanse *brandaz.
Zelfstandig naamwoord
brand
Werkwoord
brand
- overgankelijk brandmerken
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- [A]: IPA: / bɾɑn /
- [B]: IPA: / brænd /
Woordafbreking
- brand
Woordherkomst en -opbouw
- [A]: Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord brandr
- [B]: Afkomstig van het Engelse zelfstandige naamwoord brand
| Naar frequentie | 11016 |
|---|
| [A]+[B] | enkelvoud | meervoud | ||
|---|---|---|---|---|
| onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
| nominatief | brand | branden | brander | brandene |
| genitief | brands | brandens | branders | brandenes |
Zelfstandig naamwoord
[A]: brand, m
- [3-4]: brande
Hyperoniemen
Zelfstandig naamwoord
[B] brand, m
Zelfstandig naamwoord
brand
- verouderde spelling of vorm van brann
- onbepaalde mannelijke vorm nominatief enkelvoud van brand
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / bɾɑn /
Woordafbreking
- brand
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord brandr
| enkelvoud | meervoud | |||
|---|---|---|---|---|
| onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
| nominatief | brand | branden | brandar | brandane |
Zelfstandig naamwoord
brand, m
- een gesneden post of stok
- dwarshout
- een lange knuppel
- bonk, vent
- een bevreesde, onverschrokken persoon
- [4-5]: brande
Hyperoniemen
Zelfstandig naamwoord
brand
- verouderde spelling of vorm van brann
- onbepaalde mannelijke vorm nominatief enkelvoud van brand
Zweeds
Uitspraak
- Geluid: brand (hulp, bestand)
Woordafbreking
- brand
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord brandr (Oudzweeds: brander)
| Naar frequentie | 4479 |
|---|
| brands | enkelvoud | meervoud | ||
|---|---|---|---|---|
| onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
| nominatief | brand | branden | bränder | bränderna |
| genitief | brands | brandens | bränders | brändernas |
Zelfstandig naamwoord
brand, g
- brand
- «Ingen person skadades i samband med branden.»
- Niemand raakte gewond bij de brand.
- «Ingen person skadades i samband med branden.»
- (medisch) koudvuur, nat gangreen
- [1]: eldsvåda
- [2]: kallbrand
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
|