Äpfelchen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Äpfelchen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈapfl̩çən/, (duidelijk uitgesproken) /ˈapfəlçən/
Woordafbreking
  • Äp·fel·chen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleidinging van Apfel met het achtervoegsel -chen (verkleinwoorduitgang) met umlautswissel
enkelvoud meervoud
nominatief das Äpfelchendie Äpfelchen
genitief des Äpfelchensder Äpfelchen
datief dem Äpfelchenden Äpfelchen
accusatief das Äpfelchendie Äpfelchen

Zelfstandig naamwoord

Äpfelchen o

  1. appeltje
  2. (eufemisme) (meervoud) kleine vrouwelijke borst
Hyperoniemen
  • [1] Kernobst
  • [2] Körperbereich, Körperteil
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.