Congolees

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Congolees    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɔŋɣoˈles/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • Con·go·lees
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van Congo met het achtervoegsel -ees
enkelvoud meervoud
naamwoord Congolees Congolezen
verkleinwoord Congoleesje Congoleesjes

Zelfstandig naamwoord

deCongoleesm

  1. (demoniem) inwoner van Congo, of iemand afkomstig uit Congo
     Zelf beschreef hij zich het liefst als een selfmade man, een Congolees die naam maakte als zakenman en fervent verzamelaar van Afrikaanse kunst met meer dan drieduizend stukken in zijn collectie.[1]
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen CongoleesCongoleserCongoleest
verbogen CongoleseCongolesereCongoleeste
partitief CongoleesCongolesers-

Bijvoeglijk naamwoord

Congolees

  1. (demoniem) op Congo betrekking hebbend
     Ook uit andere koloniën afkomstige cultuurgoederen komen in aanmerking voor teruggave. Mwazulu Diyabanza nam daar alvast een voorschot op door zijn symbolische actie waarbij hij een Congolees beeldje meenam uit het Afrika Museum in Berg en Dal: „Je vraagt een dief niet om toestemming om terug te nemen wat hij heeft gestolen.”[2]
  2. partitief van de stellende trap van Congolees
    • Dat is iets Congolees... 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord Congolees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Bram Vermeulen
    “Sindika Dokolo (1972-2020): ‘selfmade man’ die rijk werd met Angolees geld” (12 november 2020) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    Evelien Campfens
    “Teruggave van roofkunst is niet slechts een ethische kwestie” (16 oktober 2020) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.