Deense

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Deense    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdensə/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈdensə/, /ˈdeɪ̯nsə/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdeːnsə/
Woordafbreking
  • Deen·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van Deen met het achtervoegsel -se
enkelvoud meervoud
naamwoord Deense Deensen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deDeensev

  1. (demoniem) een vrouw uit Denemarken
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

Deense

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Deens
     Denemarken ook nauwelijks, in de pers hadden ze het uitgebreid gehad over de gemoedelijke verhouding tussen de Deense bevolking en de Duitse gasten. De koning en de regering van Denemarken zaten nog op hun plaats en de samenwerking leek uitstekend te functioneren binnen de Germaanse verbroedering.[1]
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord Deense staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.