Hamburger

Niet te verwarren met: hamburger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Hamburger    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • Ham·bur·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Hamburger Hamburgers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deHamburgerm

  1. (demoniem) een inwoner van Hamburg, of iemand afkomstig uit Hamburg
Verwante begrippen
stellend
onverbogen Hamburger
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

Hamburger

  1. (demoniem) op Hamburg betrekking hebbend
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord Hamburger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie


Duits

Uitspraak
  • IPA: /hambʊʁɡɐ/
  • Geluid:  Hamburger    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • Ham·bur·ger

Zelfstandig naamwoord

Hamburger m

  1. (demoniem) Hamburger; een inwoner van Hamburg, of iemand afkomstig uit Hamburg
  2. (voeding) hamburger; een broodje met een hamburger-schijf dat wordt versierd met wat sla, kappertjes, uitjes, (worcester)saus, zout, peper, etc.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.