Mund

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Mund    (hulp, bestand)
  • IPA: / mʊnt /
Woordafbreking
  • Mund
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 749
enkelvoud meervoud
nominatief der Munddie Münder
genitief des Mundes
des Munds
der Münder
datief dem Mund
dem Munde
den Mündern
accusatief den Munddie Münder

Zelfstandig naamwoord

Mund, m

  1. (anatomie) mond
    «Einen Geschmack im Mund haben.»
    Een smaak in de mond hebben.
  2. (figuurlijk) een verklaring van een persoon of die persoon zelf
  3. (figuurlijk) een mondachtige opening
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.