NOS

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  NOS    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌɛnoˈɛs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • NOS
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord NOS
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deNOSv

  1. (media) samenwerkingsverband en coördinatieorgaan van de publieke omroep
    • Ruim 1,4 miljoen tv-kijkers stemden zaterdag af op de NOS-uitzending van het traditionele 5 mei-concert aan de Amstel.[1] 
    • Justitie onderzoekt of er een terroristisch motief is. Volgens de NOS wil het Openbaar Ministerie niet zeggen of de verklaring van F. het vermoeden van terrorisme versterkt of afzwakt.[2] 
    • Ook het gebruik van wegwerp-schoonmaakdoekjes moet aan banden worden gelegd. De doekjes, gebruikt om onder meer make-up mee weg te halen, veroorzaken meer dan 90% van de rioolverstoppingen in Groot-Brittannië, weet ook de NOS.[3] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord NOS staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.