Tanz

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Tanz    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈtanʦ /
Woordafbreking
  • Tanz
enkelvoud meervoud
nominatief der Tanzdie Tänze
genitief des Tanzesder Tänze
datief dem Tanz
dem Tanze
den Tänzen
accusatief den Tanzdie Tänze

Zelfstandig naamwoord

Tanz, v

  1. (dans) dans (bewegingen)
  2. (dans) bal (bijv. een dansfeest)
  3. (muziek) dans (muziekstuk, bijv. een tango)
Afgeleide begrippen
  • Tanzabend
  • Tanzbar
  • Tanzboden
  • Tanzcafé
  • Tanzdiele
  • tanzen
  • Tänzer
  • Tänzerin
  • Tanzfest
  • Tanzfilm
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.