Zwiebel

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Zwiebel    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈt͡sviːbl̩ /
Woordafbreking
  • Zwie·bel
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 20388
enkelvoud meervoud
nominatief die Zwiebeldie Zwiebeln
genitief der Zwiebelder Zwiebeln
datief der Zwiebelden Zwiebeln
accusatief die Zwiebeldie Zwiebeln

Zelfstandig naamwoord

Zwiebel, v

  1. (groente), (plantkunde), (voeding) Allium cepa , ui
    «Die Zwiebel ist eine der bedeutendsten Gemüsesorte für die deutsche Küche.»
    De ui is een van de belangrijkste groentesoorten in de Duitse keuken.
  2. (plantkunde) bloembol
    «Blumenzwiebeln werden bereits im Herbst ins Beet oder in einen Kübel gepflanzt.»
    Bloembollen worden al in het najaar in een bloembed of in een emmer geplant.
  3. (figuurlijk) in andere contexten in samengetelde woorden als  Zwiebelmuster zn  '"uienpatroon",  Zwiebelturm zn  '"uivormige koepel"
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (ad [1], in het Duits)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.