Zwitser

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Zwitser    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzwɪtsər/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈzʋɪtsər/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈzβ̞ɪtsər/
    • (Limburg): /ˈzwɪtsər/
Woordafbreking
  • Zwit·ser
enkelvoud meervoud
naamwoord Zwitser Zwitsers
verkleinwoord Zwitsertje Zwitsertjes

Zelfstandig naamwoord

deZwitserm

  1. (demoniem) een inwoner van Zwitserland, of iemand afkomstig uit Zwitserland
     Toevallig had ik aan het zwembad een gesprek gevoerd met een Zwitser, Wale, die met zijn gezin in een camper een rondreis maakte.[1]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Geen geld, geen Zwitsers
er is altijd wel geld nodig om iets gedaan te krijgen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord Zwitser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.