aacht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aacht    (hulp, bestand)
  • IPA: /axt/ (1 lettergreep)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /aχt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /axt/
Woordafbreking
  • aacht
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Latijnse aquaeductus. Zie ook avedocht (dat slechts eenmaal aangetroffen is).[1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aacht aachten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deaachtv

  1. (bouwkunde) een onderaardse gang of gewelf
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'aacht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. De Vries, Te Winkel e.a., Woordenboek der Nederlandsche Taal (1942).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).

Luxemburgs

Telwoord (ltz)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17, 17 70, 70 700 1021
8 18 80, 80 800 1024
9 19 90 900 1027

Hoofdtelwoord

aacht

  1. acht
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.